Voeding en gezondheid

Dagelijks 500 mg flavonoïden via voeding verlaagt hart- en vaatziekte, suikerziekte en een hoge bloeddruk

Afbeelding

Onderzoeksvraag:
Is er een dosisafhankelijk verband tussen het eten van flavonoïden en de verlaagde kans op het krijgen van een cardiometabole ziekte, zoals hart- en vaatziekte, suikerziekte (diabetes), hypertensie (een hoge bloeddruk), chronische nierschade, obesitas en dyslipidemie (een verstoorde verhouding van de vetstoffen (cholesterol) in het bloed)?

Studieopzet:
Dit overzichtsartikel bevatte 47 prospectieve cohort studies met in totaal 1346676 deelnemers, waarvan 127507 mensen met een cardiometabole ziekte.

Resultaten en conclusies:
De onderzoekers vonden dat elke verhoging met 500 mg flavonoïden per dag via voeding, de kans op het krijgen van hart- en vaatziekte significant met 7% [gepoolde RR = 0.93, 95% BI = 0.88 tot 0.98] verlaagde.
Significant wil zeggen, er is een verband bij een 95% betrouwbaarheid.

De onderzoekers vonden dat elke verhoging met 500 mg flavonoïden per dag via voeding, de kans op het krijgen van suikerziekte significant met 11% [gepoolde RR = 0.89, 95% BI = 0.84 tot 0.94] verlaagde.
Significant wil zeggen, er kan met 95% zekerheid gezegd worden, dat elke verhoging met 500 mg flavonoïden per dag via voeding, de kans op het krijgen van suikerziekte werkelijk met 11% verlaagde.

De onderzoekers vonden dat elke verhoging met 500 mg flavonoïden per dag via voeding, de kans op het krijgen van een hoge bloeddruk significant met 3% [gepoolde RR = 0.97, 95% BI = 0.94 tot 0.99] verlaagde.
Significant omdat gepoolde RR van 1 niet in de 95% BI van 0.94 tot 0.99 zat. Gepoolde RR van 1 wil zeggen, er is geen verband/risico.

De onderzoekers vonden ook een lineair-dosisafhankelijk verband tussen de totale inname van flavonoïden via voeding en het krijgen van hart- en vaatziekte [p niet-lineariteit = 0.541] en suikerziekte [p niet-lineariteit = 0.077].

De onderzoekers concludeerden dat het eten van 500 mg flavonoïden per dag, de kans op het krijgen van zowel hart- en vaatziekte, suikerziekte als het hebben van een hoge bloeddruk verlaagde.

Oorspronkelijke titel:
Total dietary flavonoid intake and risk of cardiometabolic diseases: A dose-response meta-analysis of prospective cohort studies by Li T, Zhao Y, […], Liu J.

Link:
https://pubmed.ncbi.nlm.nih.gov/36148848/

Extra informatie van El Mondo:
Vind hier meer studies over flavonoïden, diabetes en het voorkomen van een hoge bloeddruk.


 

Vitamine D-tekort verhoogt blindheid bij mensen met suikerziekte

Afbeelding

Onderzoeksvraag:
Er is aangetoond dat vitamine D bloedgehaltes geassocieerd zijn met diabetische retinopathie, maar tot op heden is er geen onderzoek uitgevoerd naar de relatie tussen vitamine D en zichtsbedreigende diabetische retinopathie en niet-zichtbedreigende diabetische retinopathie. Daarom werd dit overzichtsartikel uitgevoerd.

Verhoogt een vitamine D tekkort (gedefinieerd als 25(OH)D 20 ng/mL) de kans op het krijgen van diabetische retinopathie bij mensen met suikerziekte?

Studieopzet:
Dit overzichtsartikel bevatte 11 cross-sectionele studies en 1 patiënt-controle studie met in total 9057 deelnemers.
De studies waren goed opgezet.
Er was geen publicatie bias.

Resultaten en conclusies:
De onderzoekers vonden dat een vitamine D tekort (25(OH)D 20 ng/mL) de kans op het krijgen van zichtsbedreigende diabetische retinopathie bij mensen met suikerziekte significant met 80% [OR = 1.80, 95% BI = 1.40 tot 2.30, p ≤ 0.001, I2 = 39.39%] verhooogde.
Echter, dit significant verhoogde risico werd niet teruggevonden voor niet-zichtbedreigende  diabetische retinopathie [OR = 1.10, 95% BI = 0.90 tot 1.27, p = 0.48, I2 = 30.2%].

De onderzoekers concludeerden dat een vitamine D tekort (gedefinieerd als 25(OH)D 20 ng/mL) de kans op het krijgen van zichtsbedreigende diabetische retinopathie bij mensen met suikerziekte verhoogde en daarom is het belangrijk dat een vitamine D-tekort adequaat en tijdig wordt behandeld om het risico op blindheid bij mensen met suikerziekte te verminderen.

Oorspronkelijke titel:
Associations between vitamin D status and sight threatening and non-sight threatening diabetic retinopathy: a systematic review and meta-analysis by Trott M, Driscoll R, […], Pardhan S.

Link:
https://www.ncbi.nlm.nih.gov/pmc/articles/PMC9167360/

Extra informatie van El Mondo:
Vind hier meer studies over vitamine D en suikerziekte.

Netvliesafwijkingen (diabetische retinopathie, DRP) is een ziekte van de kleine bloedvaten in het netvlies waarbij vaatwandlekkage en nieuwvorming van vaten de functie van het oog en daarmee het gezichtsvermogen bedreigen.

Het is opvallend dat het 5-20 jaar kan duren voordat iemand met diabetes klinische netvliesafwijkingen ontwikkelt. Hoe langer de diabetes bestaat, des te groter de kans op netvliesafwijkingen. De kans op netvliesafwijkingen neemt tevens toe naarmate de diabetes slecht gereguleerd is.

Patiënten met diabetes type 1 (suikerziekte type 1)

  • gedurende de eerste 5 jaar komt bij patiënten zelden netvliesafwijkingen voor.
  • na 5 jaar  heeft 25% van de patiënten een retinopathie.
  • na 10 jaar heeft 60% van de patiënten een retinopathie.
  • na 15 jaar heeft ongeveer 80% van de patiënten een retinopathie.
  • na 20 jaar heeft ongeveer 95% van de patiënten een retinopathie.

Patiënten met diabetes type 2 (suikerziekte type 2)

  • bij het stellen van de diagnose suikerziekte blijkt 20-38% al diabetische retinopathie te hebben.
  • binnen 5 jaar  na het stellen van de diagnose heeft 24% (patiënten zonder insulinetherapie) tot 40% (patiënten met insulinetherapie) een retinopathie.
  • bij 22% van de patiënten zonder diabetische retinopathie bij het stellen van de diagnose bleek er na 6 jaar diabetische retinopathie te  zijn ontstaan.
  • na 20 jaar heeft zo’n 85% van de patiënten een retinopathie.

De meest betrouwbare manier om een vitamine D-tekort vast te stellen is door het vitamine D gehlate in het bloed via de huisarts te laten meten.


 

Vitamine D gehalte tussen 40 en 75 nmol/L verlaagt bloeddruk bij volwassenen

Afbeelding

Onderzoeksvraag:
Verlaagt het hebben van een hoog vitamine D gehalte het risico op het krijgen van hypertenstie (een hoge bloeddruk) bij volwassenen?

Studieopzet:
Dit overzichtsartikel bevatte 10 prospectieve cohort studies en 1 geneste patiënt-controle studie met in totaal 66757 deelnemers en 59 cross-sectionele studies met in totaal 260944 deelnemers.

De NOS scores onder cohort studies varieerde tussen 6 en 9.
De NOS scores onder cross-sectionele studies varieerde tussen 4 en 10.
Er was geen publicatie bias.

Resultaten en conclusies:
De onderzoekers vonden in gepoolde analyses van cohort studies (n = 66757 deelnemers) dat een hoog vitamine D gehalte het risico op het krijgen van hypertensie significant met 16% [RR = 0.84, 95% BI = 0.73 to 0.96, I2 = 64%, p = 0.001] verlaagde.
Dit significant verlaagde effect bleef gelijk in de sensitiviteitsanalyses.

De onderzoekers vonden in dosisafhankelijke analyses van cohort studies dat elke verhoging van het vitamine D gehalte met 25 nmol/L, het risico op het krijgen van hypertensie significant met 5% [RR = 0.95, 95% BI = 0.90 to 1.00] verlaagde.
Dit significant verlaagde effect werd gevonden bij een vitamne D gehalte tussen 45 en 70 nmol/L.

De onderzoekers vonden ook een significant nonlinear verband tussen het vitamine D gehalte en het risico op het krijgen van hypertensie in cohort studies.

De onderzoekers vonden in gepoolde analyses van cross-sectionele studies (n = 248657 deelnemers) dat een hoog vitamine D gehalte het risico op het krijgen van hypertensie significant met 16% [OR = 0.84, 95% BI = 0.79 to 0.90, I2 = 67.5%, p 0.001] verlaagde.
Dit significant verlaagde effect bleef gelijk in de sensitiviteitsanalyses.

De onderzoekers vonden in dosisafhankelijke analyses van cross-sectionele studies dat elke verhoging van het vitamine D gehalte met 25 nmol/L, het risico op het krijgen van hypertensie significant met 6% [RR = 0.94, 95% BI = 0.90 to 0.99] verlaagde.
Dit significant verlaagde effect werd gevonden bij een vitamne D gehalte tussen 40 en 75 nmol/L.

De onderzoekers vonden ook een significant nonlinear verband tussen het vitamine D gehalte en het risico op het krijgen van hypertensie in cross-sectionele studies.

De onderzoekers concludeerden dat een vitamine D gehalte tussen 40 en 75 nmol/L het risico op het krijgen van hypertenste (een hoge bloeddruk) bij volwassenen verlaagde.

Oorspronkelijke titel:
Serum Vitamin D Levels in Relation to Hypertension and Pre-hypertension in Adults: A Systematic Review and Dose-Response Meta-Analysis of Epidemiologic Studies by Mokhtari E, Hajhashemy Z and Saneei P.

Link:
https://www.ncbi.nlm.nih.gov/pmc/articles/PMC8961407/

Extra informatie van El Mondo:
Vind hier meer studies over vitamine D en het voorkomen van een hoge bloeddruk.

Veel foliumzuur via voeding verlaagt dikke darmkanker onder Europeanen

Afbeelding

Onderzoeksvraag:
Verlaagt een hoge folaatinname (foliumzuurinname) via voeding de kans op het krijgen van dikke darmkanker?

Studieopzet:
Dit overzichtsartikel bevatte 24 cohort studies met in totaal 6165894 deelnemers, waarvan 37280 mensen met dikke darmkanker.

Resultaten en conclusies:
De onderzoekers vonden dat een hoge folaatinname via voeding de kans op het krijgen van dikke darmkanker signficant met 12% [gepoolede relatieve risico = 0.88, 95% BI = 0.83 tot 0.92, p = 0.0004] verlaagde.
Dit significante, verlaagde risico werd alleen teruggevonden onder mensen die in de VS wonen en onder Europeanen.

De onderzoekers vonden dat een hoge folaatinname via voeding de kans op het krijgen van dikke darmkanker bij mensen die matig alcohol drinken, signficant met 3% [relatieve risico = 0.97, 95% BI = 0.96 tot 0.99 p = 0.008] verlaagde.
Significant wil zeggen, er is een verband bij een 95% betrouwbaarheid.

De onderzoekers vonden dat een hoge folaatinname via voeding de kans op het krijgen van dikke darmkanker bij mensen die veel alcohol drinken, signficant met 5% [relatieve risico = 0.95, 95% BI = 0.92 tot 0.98, p = 0.003] verlaagde.
Significant omdat relatieve risico van 1 niet in de 95% BI van 0.92 tot 0.98 zat. Relatieve risico van 1 wil zeggen, er is geen verband/risico.

De onderzoekers vonden dat een hoge folaatinname via voeding de kans op het krijgen van dikke darmkanker bij mensen die geen alcohol drinken, niet verlaagde [relatieve risico = 1.00, 95% BI = 0.98 tot 1.02, p = 0.827].

De onderzoekers vonden in de subgroepenanalyses dat een hoge folaatinname via voeding de kans op het krijgen van colonkanker significant met 14% [relatieve risico = 0.86, 95% BI = 0.81 tot 0.92, p = 0.0004] verlaagde.
Dit verlaagde risico was echter niet significant voor rectaalkanker RR = 0.92, 95% BI = 0.84 tot 1.02, p = 0.112].
Niet significant omdat de gevonden p-waarde van 0.112 groter was dan de p-waarde van 0.05.

De onderzoekers concludeerden dat een hoge folaatinname via voeding de kans op het krijgen van dikke darmkanker (met name colonkanker) onder mensen (met een matige of hoge alcoholconsumptie) die in de VS wonen en onder Europeanen verlaagde.

Oorspronkelijke titel:
Folate intake and risk of colorectal cancer: a systematic review and up-to-date meta-analysis of prospective studies by Fu H, He J, […], Chang H.

Link:
https://pubmed.ncbi.nlm.nih.gov/35579178/

Extra informatie van El Mondo:
Vind hier meer informatie/studies over patiënt-controle en cohort studies, folaatinname of foliumzuurinname in de volksmond en dikke darmkanker.

Colonkanker en rectaalkanker vormen samen dikke darmkanker.

Veel witvlees en vis verlagen leverkanker

Afbeelding

Onderzoeksvraag:
Het verband tussen vleesconsumptie en het risico op het krijgen van hepatocellulair carcinoom is nog steeds onduidelijk. Daarom werd dit overzichtsartikel uitgevoerd.

Verhoogt het eten van veel vlees de kans op het krijgen van hepatocellulair carcinoom (leverkanker)?

Studieopzet:
Dit overzichtsartikel bevatte 17 observationele studies met in totaal 2915680 deelnemers, waarvan 4953 mensen met leverkanker.

Resultaten en conclusies:
De onderzoekers vonden geen verband tussen het eten van veel roodvlees en het krijgen van leverkanker [relatieve risico = 1.04, 95% BI = 0.91 tot 1.18, I2 = 50.50%, p = 0.033].
Geen verband omdat relatieve risico van 1 in de 95% BI van 0.91 tot 1.18 zat. Relatieve risico van 1 wil zeggen, er is geen verband/risico.

De onderzoekers vonden geen verband tussen het eten van veel (totaal) vlees en het krijgen van leverkanker [relatieve risico = 1.01, 95% BI = 0.90 tot 1.13, I2 = 15.50%, p = 0.0316].

De onderzoekers vonden dat het eten van veel bewerkt vlees de kans op het krijgen van leverkanker significant met 20% [relatieve risico = 1.20, 95% BI = 1.02 tot 1.41, I2 = 26.30%, p = 0.228] verhoogde.
Significant omdat relatieve risico van 1 niet in de 95% BI van 1.02 tot 1.41 zat. Relatieve risico van 1 wil zeggen, er is geen verband/risico.

De onderzoekers vonden dat het eten van veel witvlees de kans op het krijgen van leverkanker significant met 24% [relatieve risico = 0.76, 95% BI = 0.63 tot 0.92, I2 = 68.30%, p = 0.001] verlaagde.

De onderzoekers vonden dat het eten van veel vis de kans op het krijgen van leverkanker significant met 9% [relatieve risico = 0.91, 95% BI = 0.86 tot 0.96, I2 = 40.90%, p = 0.095] verlaagde.

De onderzoekers concludeerden dat het eten van veel bewerkt vlees de kans op het krijgen van leverkanker verhoogde, terwijl veel witvlees en vis de kans op het krijgen van leverkanker juist verlaagden.

Oorspronkelijke titel:
Meat Intake and the Risk of Hepatocellular Carcinoma: A Meta-Analysis of Observational Studies by Yu J, Liu Z, […], Chen W.

Link:
https://pubmed.ncbi.nlm.nih.gov/35583453/

Extra informatie van El Mondo:
Vind hier meer informatie/studies over patiënt-controle en cohort studies, vlees- en visconsumptie en kanker.

10 tot 7500 microgram vitamine D supplementen verhogen handgreepsterkte van postmenopauzale vrouwen

Onderzoeksvraag:
Bij postmenopauzale vrouwen komt vitamine D-tekort (gedefinieerd bij een circulerende gehalte van 25(OH)D lager dan 20 ng/mL (50 nmol/L)) regelmatig voor. Maar het effect van vitamine D supplementen op de spierfunctie van postmenopauzale vrouwen is controversieel en daarom werd dit overzichstartikel uitgevoerd.

Verhoogt het slikken van vitamine D supplementen de spierkracht van postmenopauzale vrouwen?

Studieopzet:
Dit overzichtsartikel bevatte 19 RCT’s met in totaal 5398 deelnemers.

De studiegrootte varieerde tussen 20 en 2347 deelnemers.
De duur van het slikken vitamine D supplementen varieerde tussen 3 en 60 maanden.
De dosering van vitamine D3 supplementen in 12 van 19 RCT’s varieerde tussen 400 en 300000 IE (10 en 7500 microgram) per dag.
Er was geen publicatie bias.

Resultaten en conclusies:
De onderzoekers vonden in gepoolde analyses van 9 RCT’s (1997 deelnemers in de vitamine D groep en 2232 deelnemers in de controle groep) dat het slikken van viamine D supplementen de handgreepsterkte van postmenopauzale vrouwen significant verhoogde 

[WMD = 0.876 kg, 95% BI = 0.180 tot 1.571, p = 0.014, I2 = 68.5%, p = 0.001].
Dan met name bij een baseline vitamine D bloedgehalte >75 nmol/L (30 ng/mL) [WMD = 0.478 kg, 95% BI = 0.963 to 1.918, p = 0.003], zonder calcium [WMD = 1.931 kg, 95% BI = 0.166 tot 3.697, p = 0.032] en bij deelnemers boven 60 jaar [WMD = 1.116 kg, 95% BI = 0.433 tot 1.799, p = 0.001].

De onderzoekers concludeerden dat het slikken 10 tot 7500 microgram vitamine D supplementen gedurende 3 tot 60 maanden, de handgreepsterkte van postmenopauzale vrouwen, met name boven 60 jaar verhoogde.  

Oorspronkelijke titel:
Vitamin D Supplementation Improves Handgrip Strength in Postmenopausal Women: A Systematic Review and Meta-Analysis of Randomized Controlled Trials by Zhang JL, Poon CCW, […], Zhang Y.

Link:
https://www.ncbi.nlm.nih.gov/pmc/articles/PMC9199366/

Extra informatie van El Mondo:
Vind hier meer studies over vitamine D en ouderdom.

1 IE vitamine D3 = 0.025 microgram vitamine D3.

 

Hoog bloedgehalte aan carotenoïden en vitamine E verlaagt leeftijdsgebonden maculaire degeneratie

Afbeelding

Onderzoeksvraag:
De gegevens uit onderzoeken ondersteunen een gunstig effect van carotenoïden en vitamines op het krijgen van leeftijdsgebonden maculaire degeneratie. Echter, de studies naar de relaties tussen de bloedgehaltes van deze voedingsstoffen en het risico op het krijgen van leeftijdsgebonden maculaire degeneratie zijn beperkt en leveren tegenstrijdige resultaten op. Daarom werd dit overzichtartikel uitgevoerd.

Verlaagt het hebben van een hoog gehalte aan luteïne/zeaxanthine, beta-caroteen, beta-cryptoxanthine, lycopeen of alfa-tocoferol in het bloed, de kans op het krijgen van leeftijdsgebonden maculaire degeneratie?

Studieopzet:
Dit overzichtsartikel bevatte 9 studies (1 cohort, 4 patiënt-controle en 4 cross-sectionele studies) met in totaal 15674 deelnemers, waarvan 2077 mensen met leeftijdsgebonden maculaire degeneratie.
Er was geen publicatie bias.

Resultaten en conclusies:
De onderzoekers vonden in de meta-analyse dat een hoog gehalte aan luteïne/zeaxanthine in het bloed, de kans op het krijgen van leeftijdsgebonden maculaire degeneratie significant met 47% [OR = 0.53, 95% BI = 0.40 tot 0.72, p 0.001, I2 = 43.3%, p = 0.079] verlaagde. 
Dit verlaagde risico bleef gelijk in de sensitiviteitsanalyses.

De onderzoekers vonden in de meta-analyse dat een hoog gehalte aan beta-caroteen in het bloed, de kans op het krijgen van leeftijdsgebonden maculaire degeneratie significant met 52% [OR = 0.48, 95% BI = 0.28 tot 0.84, p 0.01, I2 = 71.7%, p = 0.003] verlaagde. 
Dit verlaagde risico bleef gelijk in de sensitiviteitsanalyses.

De onderzoekers vonden in de meta-analyse dat een hoog gehalte aan beta-cryptoxanthine in het bloed, de kans op het krijgen van leeftijdsgebonden maculaire degeneratie significant met 52% [OR = 0.48, 95% BI = 0.23 tot 1.00, p = 0.04, I2 = 83.5%, p 0.001] verlaagde. 
Dit verlaagde risico bleef gelijk in de sensitiviteitsanalyses.

De onderzoekers vonden in de meta-analyse dat een hoog gehalte aan lycopeen in het bloed, de kans op het krijgen van leeftijdsgebonden maculaire degeneratie significant met 30% [OR = 0.70, 95% BI = 0.54 tot 0.90, p = 0.006, I2 = 0%, p = 0.67] verlaagde. 
Dit verlaagde risico bleef gelijk in de sensitiviteitsanalyses.

De onderzoekers vonden in de meta-analyse dat een hoog gehalte aan alfa-tocoferol (vitamine E) in het bloed, de kans op het krijgen van leeftijdsgebonden maculaire degeneratie significant met 50% [OR = 0.50, 95% BI = 0.31 tot 0.81, p = 0.005, I2 = 34.4%, p = 0.19] verlaagde. 
Dit verlaagde risico bleef gelijk in de sensitiviteitsanalyses.

De onderzoekers concludeerden dat een hoog gehalte aan zowel luteïne/zeaxanthine, beta-caroteen, beta-cryptoxanthine, lycopeen als alfa-tocoferol (vitamine E) in het bloed, de kans op het krijgen van leeftijdsgebonden maculaire degeneratie verlaagden.

Oorspronkelijke titel:
The Associations of Plasma Carotenoids and Vitamins With Risk of Age-Related Macular Degeneration: Results From a Matched Case-Control Study in China and Meta-Analysis by Jiang H, Fan  Y, […], Ma L.

Link:
https://www.ncbi.nlm.nih.gov/pmc/articles/PMC8873933/

Extra informatie van El Mondo:
Vind hier meer studies over cohort/significant, carotenoïden en leeftijdsgebonden maculaire degeneratie. 

Een hoog gehalte aan beta-caroteen in het bloed kan verkregen worden door beta-caroteenrijke levensmiddelen te eten en/of het slikken van beta-caroteensupplementen.
 

Veel zuiveleiwitten via voeding verlaagt mogelijk nierstenen

Afbeelding

Onderzoeksvraag:
Verhoogt een hoge inname (consumptie) van eiwitten via voeding de kans op het krijgen van niestenen?

Studieopzet:
Dit overzichtsartikel bevatte 14 prospectieve cohort studies.
Volgens het NutriGrade puntensysteem was de bewijslast van de studies laag.
Er was pubicatie bias voor dierlijke eiwitten.

Resultaten en conclusies:
De onderzoekers vonden dat een hoge inname van dierlijke eiwitten (niet afkomstig van zuivelproducten) via voeding, de kans op het krijgen van nierstenen significant met 11% [RR = 1.11, 95% BI = 1.03 tot 1.20, I2 = 0%, n = 4] verhoogde.
Significant wil zeggen, er is een verband bij een 95% betrouwbaarheid.

De onderzoekers vonden dat een hoge inname van vlees en vleesproducten via voeding, de kans op het krijgen van nierstenen significant met 22% [RR = 1.22, 95% BI = 1.09 tot 1.38, I2 = 13%, n = 3] verhoogde.
Significant omdat RR van 1 niet in de 95% BI van 1.09 tot 1.38 zat. RR van 1 wil zeggen, er is geen verband/risico.

De onderzoekers vonden dat een hoge inname van verwerkt vlees via voeding, de kans op het krijgen van nierstenen significant met 29% [RR = 1.29, 95% BI = 1.10 tot 1.51, I2 = 0%, n = 2] verhoogde.

De onderzoekers vonden dat een hoge inname van zuiveleiwitten via voeding, de kans op het krijgen van nierstenen significant met 9% [RR = 0.91, 95% BI = 0.84 tot 0.99, I2 = 0%, n = 4] verlaagde.

De onderzoekers vonden dat elke verhoging met 100 gram roodvlees, de kans op het krijgen van nierstenen significant met 39% [RR = 1.39, 95% BI = 1.13 tot 1.71] verhoogde.

De onderzoekers concludeerden dat hoge inname van vlees en vleesproducten de kans op het krijgen van nierstenen mogelijk verhoogde, terwijl een hoge inname van zuiveleiwitten via voeding de kans op het krijgen van nierstenen mogelijk verlaagde. Mogelijk omdat de bewijslast van de studies laag was en er was sprake van publicatie bias.

Oorspronkelijke titel:
Associations of Total Protein or Animal Protein Intake and Animal Protein Sources with Risk of Kidney Stones: A Systematic Review and Dose-Response Meta-Analysis by Asoudeh F, Talebi S, […], Mohammadi H.

Link:
https://pubmed.ncbi.nlm.nih.gov/35179185/

Extra informatie van El Mondo:
Vind hier meer informatie/studies over significant/RCT’s en eiwitten.

Wanneer in het overzichtsartikel de bewijslast van de studies laag is en er is sprake van publicatie bias, dan zijn de gevonden resultaten niet erg betrouwbaar.

 

Veel zuiveleiwitten via voeding verlaagt mogelijk nierstenen

Afbeelding

Onderzoeksvraag:
Verhoogt een hoge inname (consumptie) van eiwitten via voeding de kans op het krijgen van niestenen?

Studieopzet:
Dit overzichtsartikel bevatte 14 prospectieve cohort studies.
Volgens het NutriGrade puntensysteem was de bewijslast van de studies laag.
Er was pubicatie bias voor dierlijke eiwitten.

Resultaten en conclusies:
De onderzoekers vonden dat een hoge inname van dierlijke eiwitten (niet afkomstig van zuivelproducten) via voeding, de kans op het krijgen van nierstenen significant met 11% [RR = 1.11, 95% BI = 1.03 tot 1.20, I2 = 0%, n = 4] verhoogde.
Significant wil zeggen, er is een verband bij een 95% betrouwbaarheid.

De onderzoekers vonden dat een hoge inname van vlees en vleesproducten via voeding, de kans op het krijgen van nierstenen significant met 22% [RR = 1.22, 95% BI = 1.09 tot 1.38, I2 = 13%, n = 3] verhoogde.
Significant omdat RR van 1 niet in de 95% BI van 1.09 tot 1.38 zat. RR van 1 wil zeggen, er is geen verband/risico.

De onderzoekers vonden dat een hoge inname van verwerkt vlees via voeding, de kans op het krijgen van nierstenen significant met 29% [RR = 1.29, 95% BI = 1.10 tot 1.51, I2 = 0%, n = 2] verhoogde.

De onderzoekers vonden dat een hoge inname van zuiveleiwitten via voeding, de kans op het krijgen van nierstenen significant met 9% [RR = 0.91, 95% BI = 0.84 tot 0.99, I2 = 0%, n = 4] verlaagde.

De onderzoekers vonden dat elke verhoging met 100 gram roodvlees, de kans op het krijgen van nierstenen significant met 39% [RR = 1.39, 95% BI = 1.13 tot 1.71] verhoogde.

De onderzoekers concludeerden dat hoge inname van vlees en vleesproducten de kans op het krijgen van nierstenen mogelijk verhoogde, terwijl een hoge inname van zuiveleiwitten via voeding de kans op het krijgen van nierstenen mogelijk verlaagde. Mogelijk omdat de bewijslast van de studies laag was en er was sprake van publicatie bias.

Oorspronkelijke titel:
Associations of Total Protein or Animal Protein Intake and Animal Protein Sources with Risk of Kidney Stones: A Systematic Review and Dose-Response Meta-Analysis by Asoudeh F, Talebi S, […], Mohammadi H.

Link:
https://pubmed.ncbi.nlm.nih.gov/35179185/

Extra informatie van El Mondo:
Vind hier meer informatie/studies over significant/RCT’s en eiwitten.

Wanneer in het overzichtsartikel de bewijslast van de studies laag is en er is sprake van publicatie bias, dan zijn de gevonden resultaten niet erg betrouwbaar.

 

Dagelijks 50 mg amandelen verlagen causaal slecht cholesterol bij mensen met suikerziekte type 2

Afbeelding

Onderzoeksvraag:
Verlaagt het eten van amandelen causaal de risicofactoren (cholesterolgehalte, nuchter insulin- en suikergehalte, CRP-gehalte, BMI en bloeddruk) van hart- en vaatziekten bij mensen met suikerziekte type 2?

Studieopzet:
Dit overzichtsartikel bevatte 9 RCT’s.

Resultaten en conclusies:
De onderzoekers vonden een causaal verband tussen het eten van amandelen en het verlagen van het LDL-cholesterolgehalte [WMD = -5.28 mg/dL, 95% BI = -9.92 tot -0.64, p = 0.026] bij mensen met suikerziekte type 2.
Dit significant verlaagde effect werd vooral teruggevonden bij een consumptie van minimaal 50 mg amandelen per dag en bij een baseline LDL-cholesterolgehalte tot 130 mg/dL.

De onderzoekers concludeerden dat het eten van minimaal 50 mg amandelen per dag het LDL-cholesterolgehalte (slecht cholesterol) bij mensen met suikerziekte type 2 met een LDL-cholesterolgehalte tot 130 mg/dL, causaal verlaagde.

Oorspronkelijke titel:
Effects of almond on cardiometabolic outcomes in patients with type 2 diabetes: A systematic review and meta-analysis of randomized controlled trials by Moosavian SP, Rahimlou M, […], Jalili C.

Link:
https://pubmed.ncbi.nlm.nih.gov/35443097/

Extra informatie van El Mondo:
Vind hier meer studies over het verlagen van het choleterolgehalte, suikerziekte, het eten van noten en hart- en vaatziekten.

Een causaal (oorzakelijk) verband kan gevonden in RCT’s.

 

Eiwittensuppletie + lichaamsbeweging verhogen spierkracht van Aziatische ouderen met sarcopenie

Afbeelding

Onderzoeksvraag:
Verhogen eiwittensupplementen in combinatie met lichaamsbeweging de spierkracht bij gezonde ouderen met sarcopenie (sarcopenie is leeftijdsgebonden verlies van spiermassa en spierfunctie)?

Studieopzet:
Dit overzichtsartikel bevatte 14 RCT’s met in totaal 888 ouderen.
De kracht van de onderste extremiteit werd beoordeeld met behulp van knie-extensie (n = 3) of beenextensie (n = 1) in de 4 Aziatische studies met in totaal 138 mensen in de groep met zowel lichamelijke oefeningen en eiwittensuppletie en 142 mensen in de groep met alleen lichamelijke oefeningen.

De interventieduur was 12 weken.
De dagelijkse hoeveelheid eiwit varieerde tussen 3 gram en 40 gram.

Resultaten en conclusies:
De onderzoekers vonden in de Aziatische studies, vergeleken met de groep met alleen lichamelijke oefeningen, een significante toename in de spierkracht van de onderste extremiteiten in de groep met zowel lichamelijke oefeningen en eiwittensupplementen [SMD = 0,24, 95% BI = 0.00 tot 0.47, p = 0.048, I2 = 0.0%, p = 0.513].

De onderzoekers concludeerden dat eiwittensupplementen (3-40 gram per dag gedurende 12 weken) in combinatie met lichaamsbeweging (knie- en beenextensie) de spierkracht van de onderste extremiteiten bij gezonde Aziatische ouderen met sarcopenie verhoogden.

Oorspronkelijke titel:
Effects of protein supplementation and exercise on delaying sarcopenia in healthy older individuals in Asian and non-Asian countries: A systematic review and meta-analysis by Li L, He Y, […], Liu X.

Link:
https://www.ncbi.nlm.nih.gov/pmc/articles/PMC8808080/

Extra informatie van El Mondo:
Vind hier meer studies over eiwit, krachttraining en ouderdom.

De onderste extremiteit wordt anatomisch verdeeld in bekkengordel, boven- en onderbeen en voet.
 

Dagelijks 50 mg flavanonen via voeding verlaagt een beroerte

Afbeelding

Onderzoeksvraag:
Epidemiologische studies geven aan dat een hogere inname van flavonoïden geassocieerd is met een verminderd risico op het krijgen van een beroerte, maar welke subtypes van flavonoïden een belangrijke rol spelen bij de bescherming tegen een beroerte, blijft onduidelijk. Daarom werd dit overzichtsartikel uitgevoerd.

Verlaagt het eten van verschillende subtypes (flavanonen, flavanolen) van flavonoïden de kans op het krijgen van een beroerte?

Studieopzet:
Dit overzichtsartikel bevatte 10 prospectieve cohort studies met in totaal 387076 deelnemers waarvan 9564 mensen met een beroerte.

Resultaten en conclusies:
De onderzoekers vonden dat een hoge inname van flavanonen via voeding, de kans op het krijgen van een beroerte significant met 15% [RR = 0.85, 95% BI = 0.78 tot 0.93] verlaagde.

De onderzoekers vonden in dosisafhankelijke analyses dat elke verhoging met 50 mg flavanonen per dag via voeding, de kans op het krijgen van een beroerte significant met 11% [RR = 0.89, 95% BI = 0.84 tot 0.94] verlaagde.

De onderzoekers vonden in dosisafhankelijke analyses dat elke verhoging met 200 mg flavan-3-olen (flavanolen) per dag via voeding, de kans op het krijgen van een beroerte significant met 14% [RR = 0.86, 95% BI = 0.75 tot 0.98] verlaagde.

De onderzoekers concludeerden dat zowel 50 mg flavanonen als 200 mg flavan-3-olen (flavanolen) per dag via voeding, de kans op het krijgen van een beroerte verlaagden.

Oorspronkelijke titel:
A meta-analysis of prospective cohort studies of flavonoid subclasses and stroke risk by Li XQ, Wang C, […], Guo XF.

Link:
https://pubmed.ncbi.nlm.nih.gov/35023220/

Extra informatie van El Mondo:
Vind hier meer studies over het eten van flavonoïden en het voorkomen van een beroerte.

Haver verlaagt mogelijk causaal hart- en vaatziekten

Afbeelding

Onderzoeksvraag:
Verlaagt haversuppletie in de vorm van haver, bèta-glucaanrijke haverextracten of avenanthramides (fenolische alkaloïden in haver) de kans op het krijgen van hart- en vaatziekten?

Studieopzet:
Dit overzichtsartikel bevatte 74 RCTs met in totaal 4937 overwegend hypercholesterolemische, zwaarlijvige personen met milde stofwisselingsstoornissen.

De meerderheid van de RCT's (81.1%) had enige bezorgdheid over het risico op bias.

Resultaten en conclusies:
De onderzoekers vonden vergeleken met de groep zonder haversuppletie, dat haversuppletie het cholesterolgehalte van hypercholesterolemische, zwaarlijvige personen met milde stofwisselingsstoornissen significant verlaagde [WMD = -0.42 mmol/L, 95% BI = -0.61 tot -0.22].

De onderzoekers vonden vergeleken met de groep zonder haversuppletie, dat haversuppletie het LDL cholesterolgehalte (slecht cholesterol) van hypercholesterolemische, zwaarlijvige personen met milde stofwisselingsstoornissen significant verlaagde [WMD = -0.29 mmol/L, 95% BI = -0.37 tot -0.20].

De onderzoekers vonden vergeleken met de groep zonder haversuppletie, dat haversuppletie het nuchter glucosegehalte van hypercholesterolemische, zwaarlijvige personen met milde stofwisselingsstoornissen significant verlaagde [WMD = -0.25 mmol/L, 95% BI = -0.36 tot -0.14].

De onderzoekers vonden vergeleken met de groep zonder haversuppletie, dat haversuppletie het BMI van hypercholesterolemische, zwaarlijvige personen met milde stofwisselingsstoornissen significant verlaagde [WMD = -0.13 kg/m2, 95% BI = -0.26 tot -0.01].

De onderzoekers vonden vergeleken met de groep zonder haversuppletie, dat haversuppletie het gewicht van hypercholesterolemische, zwaarlijvige personen met milde stofwisselingsstoornissen significant verlaagde [WMD = -0.94 kg, 95% BI = -1.84 tot -0.05].

De onderzoekers vonden vergeleken met de groep zonder haversuppletie, dat haversuppletie de buikomtrek van hypercholesterolemische, zwaarlijvige personen met milde stofwisselingsstoornissen significant verlaagde [WMD = -1.06 cm, 95% BI = -1.85 tot -0.27].

De onderzoekers concludeerden dat haversuppletie in de vorm van haver, bèta-glucaanrijke haverextracten of avenanthramides (fenolische alkaloïden in haver) de kans op het krijgen van hart- en vaatziekten onder hypercholesterolemische, zwaarlijvige personen met milde stofwisselingsstoornissen mogelijk verlaagde. Mogelijk omdat de meerderheid van de RCT's enige bezorgdheid over het risico op bias had of anders gezegd, de RCT’s waren niet goed opgezet en waren daarom gevoelig voor het trekken van de verkeerde conclusies.

Oorspronkelijke titel:
Effect of oat supplementation interventions on cardiovascular disease risk markers: a systematic review and meta-analysis of randomized controlled trials by Llanaj E, Dejanovic GM, […], Muka T.

Link:
https://pubmed.ncbi.nlm.nih.gov/34977959/

Extra informatie van El Mondo:
Vind hier meer studies over het eten van haver en hart- en vaatziekten.

Wanneer de RCT’s niet goed opgezet zijn, zijn de gevonden resultaten niet echt betrouwbaar.

Een causaal verband kan worden aangetoond in RCT’s.

Deze maaltijden zijn geschikt voor mensen met hart- en vaatziekten.

 


 

Matig alcoholconsumptie verlaagt mogelijk nierkanker

Afbeelding

Onderzoeksvraag:
Is er een verlagend of verhoogd effect tussen het eten van de verschillende producten (zoals groenten, alcohol) en de kans op he krijgen van nierkanker?

Studieopzet:
Dit paraplu-overzichtsartikel bevatte 22 meta-analyses met in totaal 502 individuele studies (59% cohort studies (n = 298), 39% patiënt-controle studies (n = 196) en 2% gepoolde studies (n = 8)) en 64 gepoolde hazard ratios (gepoolde HR).
Geen enkele meta-analyse (overzichtsartikel) had een hoge methodologische kwaliteit.

Resultaten en conclusies:
De onderzoekers vonden in dit paraplu overzichtsartikel dat het eten van groente de kans op het krijgen van nierkanker significant met 26% [gepoolde HR = 0.74, 95% BI = 0.63 tot 0.86, suggestief bewijs] verlaagde.

De onderzoekers vonden in dit paraplu overzichtsartikel dat vitamine C inname via voeding de kans op het krijgen van nierkanker significant met 23% [gepoolde HR = 0.77, 95% BI = 0.66 tot 0.90, suggestief bewijs] verlaagde.

De onderzoekers vonden in dit paraplu overzichtsartikel dat een matige alcoholconsumptie de kans op het krijgen van nierkanker onder zowel Europeanen als Noord-Amerkianen significant met 23% [gepoolde HR = 0.77, 95% BI = 0.70 tot 0.84, overtuigend bewijs] verlaagde.

De onderzoekers vonden in dit paraplu overzichtsartikel dat het eten van kruisbloemige groenten de kans op het krijgen van nierkanker onder Noord-Amerkianen significant met 22% [gepoolde HR = 0.78, 95% BI = 0.70 tot 0.86, zeer suggestief bewijs] verlaagde.

De onderzoekers concludeerden dat groente en vitamine C inname via voeding de kans op het krijgen van nierkanker mogelijk verlaagden. Verder, verlaagde het matig drinken mogelijk de kans op het krijgen van nierkanker onder zowel Europeanen als Noord-Amerikanen en het eten van kruisbloemige groenten mogelijk de kans op het krijgen van nierkanker onder Noord-Amerikanen. Mogelijk omdat geen enkele meta-analyse (overzichtsartikel) een hoge methodologische kwaliteit had.

Oorspronkelijke titel:
The role of diet in renal cell carcinoma incidence: an umbrella review of meta-analyses of observational studies by Liao Z, Fang Z, […], Luo Z.

Link:
https://www.ncbi.nlm.nih.gov/pmc/articles/PMC8812002/

Extra informatie van El Mondo:
Vind hier meer informatie/studies over patiënt-controle en cohort studies, vitamine C, groente en kanker.

Een paraplu overzichtsartikel is een wetenschappelijk artikel met alleen maar overzichtsartikelen over een bepaald onderwerp (zoals nierkanker). De conclusie in een paraplu overzichtsartikel is nog betrouwbaarder dan in een afzondelijk overzichtsartikel.

Één zwaluw maakt nog geen zomer. Dus een énkele wetenschappelijke studie over een bepaald onderwerp zegt niet zoveel maar een overzichtsartikel (=een verzameling van wetenschappelijke studies over een bepaald onderwerp) van RCT's geeft wel antwoord op de volgende vraag:
”Is het zinvol om voedingssupplementen te slikken?”. Ja bij een positieve conclusie en nee bij een negatieve conclusie.

Één zwaluw maakt nog geen zomer. Dus een énkele wetenschappelijke studie over een bepaald onderwerp zegt niet zoveel maar een overzichtsartikel (=een verzameling van wetenschappelijke studies over een bepaald onderwerp) van (prospectieve) cohort studies of patiënt-controle studies geeft wel antwoord op de volgende vraag:
”Moet ik mijn voedingspatroon veranderen of niet?”.

Niercelcarcinoom is de medische term voor nierkanker.

Een hoge vitamine A en B inname via voeding verlagen glaucoom

Afbeelding

Onderzoeksvraag:
Er is momenteel een gebrek aan kwalitatief hoogstaand onderzoek naar de beste voedingsaanbevelingen voor patiënten met vroeg glaucoom of met een verhoog risico op glaucoom. Daarom werd dit overzichtsartikel uitgevoerd.

Verlaagt een hoge vitamine inname via voeding de kans op het krijgen van glaucoom (groene staar)?

Studieopzet:
Dit overzichtsartikel bevatte 8 cohort studies met in totaal 262189 patiënten.
Er was geen publicatie bias.

Resultaten en conclusies:
De onderzoekers vonden dat een hoge vitamine A inname via voeding, de kans op het krijgen van glaucoom significant met 37% [OR = 0.63, 95% BI = 0.53 tot 0.76, p 001, I2 = 49%] verlaagde.

De onderzoekers vonden dat een hoge vitamine B inname (een combinatie van B1, B2, B3, B6 en B12) via voeding, de kans op het krijgen van glaucoom significant met 29% [OR = 0.71, 95% BI = 0.64 tot 0.80, p 0.001, I2 = 29%] verlaagde.

De onderzoekers vonden geen verlaagd effect tussen een hoge vitamine C inname via voeding en de kans op het krijgen van glaucoom [OR = 0.69, 95% BI = 0.48 tot 1.01].

De onderzoekers vonden geen verlaagd effect tussen een hoge vitamine D inname via voeding en de kans op het krijgen van glaucoom [OR = 0.90, 95% BI = 0.45 tot 1.83].
Geen verlaagd effect omdat OR van 1 in de 95% BI van 0.45 tot 1.83 zat. OR van 1 wil zeggen, er is geen verband/risico/effect.

De onderzoekers vonden geen verlaagd effect tussen een hoge vitamine E inname via voeding en de kans op het krijgen van glaucoom [OR = 0.91, 95% BI = 0.71 tot 1.16].

De onderzoekers concludeerden dat een hoge vitamine A inname en een hoge vitamine B (een combinatie van B1, B2, B3, B6 en B12) inname via voeding, de kans op het krijgen van glaucoom verlaagden.

Oorspronkelijke titel:
Vitamin intake and glaucoma risk: A systematic review and meta-analysis by Han FF and Fu XX.         

Link:
https://www.sciencedirect.com/science/article/pii/S0181551222000419?via%3Dihub

Extra informatie van El Mondo:
Vind hier meer informatie/studies over significant/RCT’s, glaucoom en vitamine A en B.

Gembersupplementen verlagen nuchter bloedsuikergehalte van patiënten met suikerziekte type 2

Afbeelding

Onderzoeksvraag:
Er is enig bewijs voor de positieve effecten van gembersupplementen op het metabole profiel van patiënten met type 2 diabetes. Echter, ze zijn tegenstrijdig en daarom werd dit overzichtsartikel uitgevoerd.

Verbetert het slikken van gembersupplementen het metabole profiel (nuchter bloedsuiker-, HbA1c-, triglyceriden- en cholesterolgehalte, de bloedruk) van patiënten met type 2 diabetes?

Studieopzet:
Dit overzichtsartikel bevatte 10 RCT’s.

Resultaten en conclusies:
De onderzoekers vonden in gepoolde analyses, dat gembersupplementen het nuchter bloedsuikergehalte van patiënten met suikerziekte type 2 significant verlaagde [WMD = -18.81, 95% BI = -28.70 tot -8.92, I2 = 77.4%].

De onderzoekers vonden in gepoolde analyses, dat gembersupplementen het HbA1c gehalte van patiënten met suikerziekte type 2 significant verlaagde [WMD = -0.57, 95% BI = -0.93 tot -0.20, I2 = 88.6%].

De onderzoekers vonden in gepoolde analyses, dat gembersupplementen de bovendruk (systolische bloeddruk) van patiënten met suikerziekte type 2 significant verlaagde [WMD = -4.20, 95% BI = -7.64 tot -0.77, I2 = 97%].

De onderzoekers vonden in gepoolde analyses, dat gembersupplementen de onderdruk (diastolische bloeddruk) van patiënten met suikerziekte type 2 significant verlaagde [WMD = -1.61, 95% BI = -3.04 tot -0.18, I2 = 93.2%].

De onderzoekers concludeerden dat gembersupplementen het nuchter bloedsuikergehalte, het HbA1c gehalte en de bloeddruk van patiënten met suikerziekte type 2 verlaagde.

Oorspronkelijke titel:
The effect of ginger supplementation on metabolic profiles in patients with type 2 diabetes mellitus: A systematic review and meta-analysis of randomized controlled trials by Ebrahimzadeh A, Ebrahimzadeh A, […], Milajerdi A.

Link:
https://pubmed.ncbi.nlm.nih.gov/35031435/

Extra informatie van El Mondo:
Vind hier meer studies over het verlagen van de bloeddruk en suikerziekte.

 

Hoge consumptie van olijfolie verlaagt kanker

Afbeelding

Onderzoeksvraag:
Verlaagt een hoge consumptie van olijfolie (via voeding) de kans op het krijgen van kanker?

Studieopzet:
Dit overzichtsartikel bevatte 37 patiënt-controle studies met 17369 kankergevallen en 28294 mensen zonder kanker (de controles) en 8 cohort studies met 12461 kankergevallen onder 929771 deelnemers.

Significante publicatie bias werd gedetecteerd via de Egger-test in de analyse van (elke type) kanker [p 0.001], borstkanker [p = 0.013] en gastro-intestinale kanker [p = 0.048].

Resultaten en conclusies:
De onderzoekers vonden in gepoolde analyses van cohort en patiënt controle studies, dat een hoge consumptie van olijfolie de kans op het krijgen van (elke type) kanker significant met 31% [RR = 0.69, 95% BI = 0.62 tot 0.77] verlaagde.
Echter, dit verlaagde risico was in de subgroepenanalyses niet significant in de cohort studies [RR = 0.90, 95% BI = 0.77 tot 1.05] oftewel dit verlaagde risico werd niet teruggevonden in cohort studies.
Maar dit verlaagde risico was wel significant in de multivariate analyses [RR = 0.72, 95% BI = 0.65 tot 0.81] en hoogwaardige studies [RR = 0.72, 95% BI = 0.64 tot 0.81].

De onderzoekers vonden in gepoolde analyses van cohort en patiënt controle studies, dat een hoge consumptie van olijfolie de kans op het krijgen van borstkanker significant met 33% [RR = 0.67, 95% BI = 0.52 tot 0.86] verlaagde.
Echter, dit verlaagde risico was in de subgroepenanalyses niet significant in de cohort studies.
Significant omdat RR van 1 niet in de 95% BI van 0.52 tot 0.86 zat. RR van 1 wil zeggen, er is geen verband/risico.

De onderzoekers vonden in gepoolde analyses van cohort en patiënt controle studies, dat een hoge consumptie van olijfolie de kans op het krijgen van gastro-intestinale kanker significant met 23% [RR = 0.77, 95% BI = 0.66 tot 0.89] verlaagde.
Echter, dit verlaagde risico was in de subgroepenanalyses niet significant in de cohort studies maar wel significant in de multivariate analyses [RR = 0.76, 95% BI = 0.63 tot 0.90] en hoogwaardige studies [RR = 0.73, 95% BI = 0.62 tot 0.86].
Significant wil zeggen, er is een verband bij een 95% betrouwbaarheid.

De onderzoekers vonden in gepoolde analyses van cohort en patiënt controle studies, dat een hoge consumptie van olijfolie de kans op het krijgen van bovenste aerodigestieve kanker significant met 26% [RR = 0.74, 95% BI = 0.60 tot 0.91] verlaagde.
Echter, dit verlaagde risico was in de subgroepenanalyses niet significant in de cohort studies maar wel significant in de multivariate analyses [RR = 0.75, 95% BI = 0.66 tot 0.86] en hoogwaardige studies [RR = 0.68, 95% BI = 0.52 tot 0.89].

De onderzoekers vonden in gepoolde analyses van alleen maar patiënt-controle studies dat een hoge consumptie van olijfolie de kans op het krijgen van urinewegkanker significant met 54% [RR = 0.46, 95% BI = 0.29 tot 0.72] verlaagde.
Dit verlaagde risico was in de subgroepenanalyses ook significant in de multivariate analyses [RR = 0.28, 95% BI = 0.20 tot 0.42] en hoogwaardige studies [RR = 0.46, 95% BI = 0.32 tot 0.66].

De onderzoekers concludeerden dat een hoge consumptie van olijfolie via voeding de kans op het krijgen van kanker verlaagde.

Oorspronkelijke titel:
Olive oil intake and cancer risk: A systematic review and meta-analysis by Markellos C, Ourailidou ME, […], Psaltopoulout T.

Link:
https://www.ncbi.nlm.nih.gov/pmc/articles/PMC8751986/

Extra informatie van El Mondo:
Vind hier meer informatie/studies over patiënt-controle en cohort studies, olijfolie en kanker.

De conclusies in wetenschappelijke studies zijn nog betrouwbaarder wanneer ze ook teruggevonden worden in de cohort studies, de multivariate analyses (studies waarbij gecorrigeerd werd voor meerdere verstorende factoren) en hoogwaardige studies.


 

Veel antioxidanten via voeding verlaagt ziekte van Parkinson

Afbeelding

Onderzoeksvraag:
Verlaagt een hoge antioxianten (zoals vitamine C en E, luteïne, beta-caroteen, anthocyaninen en zink) inname via voeding, de kans op het krijgen van de ziekte van Parkinson?

Studieopzet:
Dit overzichtsartikel bevatte 6 prospectieve cohort studies, 2 geneste patiënt-controle studies (448737 deelnemers waarvan 4654 mensen met de ziekte van Parkinson) en 6 patiënt-controle studies (1948 mensen zonder de ziekte van Parkinson en 1273 mensen met de ziekte van Parkinson).

Resultaten en conclusies:
De onderzoekers vonden in 7 cohort studies dat een hoge vitamine E inname via voeding, de kans op het krijgen van de ziekte van Parkinson significant met 16% [gepoode RR = 0.84, 95% BI = 0.71 tot 0.99] verlaagde.
Significant wil zeggen, er is een verband bij een 95% betrouwbaarheid.

De onderzoekers vonden in 2 cohort studies dat een hoge anthocyaninen inname via voeding, de kans op het krijgen van de ziekte van Parkinson significant met 24% [gepoode RR = 0.76, 95% BI = 0.61 tot 0.96] verlaagde.
Significant omdat gepoolde RR van 1 niet in de 95% BI van 0.61 tot 0.96 zat. RR van 1 wil zeggen, er is geen verband/risico.

De onderzoekers vonden in 3 patiënt-controle studies dat een hoge luteïne inname via voeding, de kans op het krijgen van de ziekte van Parkinson significant met 86% [gepoode RR = 1.86, 95% BI = 1.20 tot 2.88] verhoogde.

De onderzoekers vonden in dosisafhankelijke analyses dat elke verhoging met 50 mg vitamine C per dag via voeding, de kans op het krijgen van de ziekte van Parkinson significant met 6% [RR = 0.94, 95% BI = 0.88 tot 0.99, n = 6] verlaagde.

De onderzoekers vonden in dosisafhankelijke analyses dat elke verhoging met 5 mg vitamine E per dag via voeding, de kans op het krijgen van de ziekte van Parkinson significant met 16% [RR = 0.84, 95% BI = 0.70 tot 0.99, n = 7] verlaagde.

De onderzoekers vonden in dosisafhankelijke analyses dat elke verhoging met 2 mg beta-caroteen per dag via voeding, de kans op het krijgen van de ziekte van Parkinson significant met 6% [RR = 0.94, 95% BI = 0.89 tot 0.99, n = 6] verlaagde.

De onderzoekers vonden in dosisafhankelijke analyses dat elke verhoging met 1 mg zink per dag via voeding, de kans op het krijgen van de ziekte van Parkinson significant met 35% [OR = 0.65, 95% BI = 0.49 tot 0.86, n = 1] verlaagde.

De onderzoekers concludeerden dat een hoge antioxianten (zoals vitamine C en E, luteïne, beta-caroteen, anthocyaninen en zink) inname via voeding, de kans op het krijgen van de ziekte van Parkinson verlaagde.

Oorspronkelijke titel:
Dietary Antioxidants and Risk of Parkinson's Disease: A Systematic Review and Dose-response Meta-analysis of Observational Studies by Talebi S, Ghoreishy SM, […], Mohammadi H.

Link:
https://pubmed.ncbi.nlm.nih.gov/35030236/

Extra informatie van El Mondo:
Vind hier meer informatie/studies over significant/RCT’s en antioxidaten.

Koffie of cafeïne na de operatie verlaagt causaal postoperatieve ileus

Afbeelding

Onderzoeksvraag:
Verlaagt de consumptie van koffie of cafeïne na de operatie, causaal de kans op het krijgen van postoperatieve ileus bij patiënten die electieve colorectale chirurgie ondergingen?

Studieopzet:
Dit overzichtsartikel bevatte 4 RCT’s met in totaal 312 deelnemers.

Resultaten en conclusies:
De onderzoekers vonden dat consumptie van koffie of cafeïne na de operatie, de tijd tot de eerste stoelgang significant verkortte [MD = -10.36 uur, 95% BI = - 14.61 tot -6.11].

De onderzoekers vonden dat consumptie van koffie of cafeïne na de operatie, het ziekenhuisverblijf signifcant verkortte [MD = -0.95 dagen, 95% BI = -1.57 tot -0.34]. 

De onderzoekers vonden dat consumptie van koffie of cafeïne na de operatie, het gebruik van laxeermiddelen na de operatie significant met 36% [RR = 0.64, 95% BI = 0.44 tot 0.92] verlaagde.

De onderzoekers concludeerden dat consumptie van koffie of cafeïne na de operatie de stoelgang causaal verbeterde en het verminderde causaal de duur van het ziekenhuisverblijf bij patiënten die electieve colorectale chirurgie ondergingen. Deze methode is veilig en kan postoperatieve ileus (POI) voorkomen of behandelen.
 

Oorspronkelijke titel:
The effect of coffee/caffeine on postoperative ileus following elective colorectal surgery: a meta-analysis of randomized controlled trials by Yang TW, Wang CT, […], Tsai MC.

Link:
https://pubmed.ncbi.nlm.nih.gov/34993568/

Extra informatie van El Mondo:
Vind hier meer studies over koffie, kanker en dikke darmkanker.

Electieve chirurgie is een chirurgische ingreep waar iemand bewust voor kiest, in tegenstelling tot noodzakelijke chirurgie en spoedoperaties.

Postoperatieve ileus is een veelvoorkomende complicatie na abdominale chirurgie. Een ileus is een plotselinge verstoring in de passage van voedsel door de darmen. Een ileus wordt ook wel een darmafsluiting genoemd.
Abdominale chirurgie omvat de operaties aan de verschillende organen in en rond de buik, zoals bijvoorbeeld blinde darm, galblaas, liesbreuk, buikwandbreuk.

Colorectale chirurgie zijn operaties aan de dikke- en/of endeldarm.